Als kind wilde Roman Arnold niets anders dan wielrenner worden. Toen overleed zijn vader en begon hij met de verkoop van fietsen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het begin van een prachtige carrière.
Tekst: Erik van der Does de Bye
Parijs-Roubaix wordt wel de ‘Hel van het Noorden’ genoemd. Het is een van de beroemdste en tevens moeilijkste eendagskoersen in het professionele wielrennen. Elk voorjaar trekt de caravaan van Parijs naar het aan de Belgische grens gelegen Roubaix. De 250 kilometer lange route gaat over de beruchte kasseien, door modder en stof. Het is een enorme uitdaging voor mens én fiets, waarbij valpartijen en materiaalpech nooit ver weg zijn. De afgelopen editie werd gewonnen door de Nederlander Mathieu van der Poel. Zijn tijd was de snelste tijd ooit in deze koers: vijf uur en 28 minuten. Tweede werd de Belg Jasper Philipsen. De fietsen waarop beide professionals de koers voltooiden, kwamen uit Duitsland.
Toen Van der Poel in Roubaix zijn vuisten in de lucht stak, klonk er gejuich in een woonkamer in Koblenz. Want de zege van Van der Poel was ook die van Roman Arnold, de oprichter en voorzitter van de raad van toezicht van Canyon. Hij bouwt fietsen, waarmee de beste wielrenners wereldwijd wedstrijden winnen. De successen maakten Canyon tot een van de meest gevraagde fietsen ter wereld. De omzet bedraagt 600 miljoen euro per jaar. “Over twee jaar komen we op een miljard euro,” zegt Arnold. Maar net als de profwielrenners in Noord-Frankrijk moest ook hij een lange, moeilijke weg afleggen alvorens succes te behalen. Achter zijn zakelijk succes schuilt een ontroerend verhaal over een grote liefde, een vroegtijdige dood en ondanks alles doorzetten. Door het raam kun je hobbywielrenners wat onzeker op hun spiksplinternieuwe racefietsen mountainbikes zien rijden. De Canyoncentrale aan de Moezel is als het ware het einddoel voor wielerpelgrims geworden. Dagelijks komen er honderden wielerliefhebbers om hun nieuwe fiets van duizenden euro’s af te halen, een proefrit op de tweewieler van hun dromen te maken of zich te vergapen aan de indrukwekkende simulatoren en wielershirts. De man, die dit alles heeft opgebouwd, zit met zijn rug naar het raam op een sofa en drinkt af en toe een slok thee. Dan begint hij te vertellen. Het begint met een andere man, om wie het tot op de dag van vandaag nog draait. “Mijn vader werkte in de buitendienst en was vaak niet thuis,” zo herinnert Arnold zich. Hij was de middelste van drie kinderen. Toen het gezin op weg naar Italië was en de Brennerpas overstak, keek de jonge Arnold met grote belangstelling naar de wielrenners, die de pas beklommen. “Ik was niet goed in voetbal en de concurrentie was daar ook zeer groot.” Daarom wilde hij zijn geluk op een zadel proberen. Hij vroeg dan ook niet om een brommer voor zijn vijftiende verjaardag, maar om een racefiets van het merk Peugeot. En zo begon hij met wielrennen in de heuvels, die Koblenz omringen – totdat hij stadskampioen werd.
Roman Arnold maakte carrière, maar niet op de manier waarop hij gerekend had. Zijn vader ging altijd met hem mee naar wedstrijden en samen gingen zij fietsenwinkels in en uit. Maar naast een gelukkige zoon zag zijn vader nog iets anders: ondernemen. Het was de tijd van de grote Didi Thurau. Op dat moment was wielrennen, anders dan in Frankrijk en Italië, nog een kleine sport – maar in de jaren tachtig nam de belangstelling in Duitsland heel snel toe. De vakhandel was echter zeer matig ontwikkeld: er waren maar weinig winkels waar je hoogwaardig materiaal kon verkrijgen. En dus begon vader Arnold zelf tijdens wedstrijden van zijn zoon met een handel vanuit een aanhangwagen. Hij regelde zelf de import van materiaal. De kelder van hun huis net buiten Koblenz werd een werkplaats, hij kocht twee garageboxen en hing daar een bord aan: “Radsport Arnold” – wielersport Arnold. Dit witte bord met het opschrift in klassieke zwarte lettertekens, siert nu een retro-collectie, waarmee Canyonchef Roman Arnold aan de slag wil in de vrijetijdskledingbranche – en daarmee zijn vader in herinnering wil houden.
Roman Arnold was achttien jaar oud en had net zijn eindexamen afgerond toen zijn vader op de leeftijd van 46 jaar overleed aan een hartinfarct. Een familielid wees hem erop dat hij zijn plannen opzij moest zetten om zijn familie te gaan onderhouden. Hij had eigenlijk arts willen worden, maar hij nam daarentegen als jongeman de onderneming over: een beslissing die uit de nood geboren was en in de komende jaren wielergeschiedenis zou schrijven.
De aanvankelijk zeer provisorische fietsenwinkel ging over de tong in de wereld van het wielrennen. Hier kon men terecht voor racefietsen en kleding, die bij de meeste Duitse vakhandelaren totaal onbekend waren. “Ik was goed op de hoogte van wat klanten wilden,” zegt Arnold, die vanaf het moment dat hij de winkel overnam weken van zeventig uur maakte – en toch elke avond nog probeerde een rondje te fietsen. De garageboxen waren al snel te klein. Drie jaar na de dood van zijn vader opende Arnold in de binnenstad van Koblenz een ‘echte winkel’, die vanaf dat moment op grote belangstelling kon rekenen. Zijn jongere broer Franc rondde zijn economiestudie af en kwam ook in het bedrijf. Ze breidden het bedrijf samen uit door zich ook met de groothandel bezig te gaan houden, importeerden fietsen van het Amerikaanse merk Trek en lieten in Taiwan de eerste eigen fietsen maken – aanvankelijk nog onder een licentie. Franc concentreerde zich op de groothandel en Roman begon in 1996 met het merk Canyon en bracht met dit merk racefietsen en mountainbikes op de markt. Twintig jaar later kwam ook de oudste broer Lothar als financieel specialist bij het bedrijf te werken. “Wat onze vader in een garage was begonnen, wilden we samen groot maken,” zegt Arnold. Vandaag de dag is er in en om Koblenz bijna geen wielrenner meer te vinden die geen Canyon bezit. Zelfs burgemeester David Langner is fan: “Al op tienjarige leeftijd vond ik Radsport Arnold fantastisch.” Dat Arnold inmiddels goed is voor duizend arbeidsplaatsen en Koblenz wereldwijd op de kaart zet, maakt de burgemeester “een beetje trots, deze onderneming binnen onze gemeentegrenzen te mogen hebben.”
Arnold heeft onlangs een nieuw hoofdkantoor geopend en tegelijkertijd ontstaat er een nieuw e-bikecentrum – een investering van 50 miljoen euro, gevolgd door een omzetstijging van 37 procent. Op een heuvel aan de andere oever van de Moezel is een reusachtige, matzwarte fabriekshal verrezen. Hier werken vierhonderd mensen en produceren vijfhonderd fietsen per dag. Racefietsen en mountainbikes worden aan de lopende band geproduceerd – productietijd: anderhalf uur. Aan een ingenieuze triatlonfiets sleutelt een mecanicien daarentegen zeker een hele dag. Die kost dan ook al snel tienduizend euro of meer. Dat ook hobbywielrenners bereid zijn zoveel geld voor hun materiaal uit te geven, ligt wel aan de professionele wielersport. Anders dan in de Formule 1 rijden profwielrenners op hetzelfde materiaal dat ook voor hobbyisten beschikbaar is. Na een belangrijke overwinning, zoals die van Van der Poel in Parijs – Roubaix, vliegen de verkoopcijfers omhoog, soms wel met veertig procent. De recreatieve wielrenner heeft in principe dezelfde ambities als zijn voorbeeld: sneller zijn dan de anderen. En ook fietsers laten tegenwoordig graag zien wat zij zich kunnen veroorloven. “Klanten geven bij ons gemiddeld genomen 2.800 tot 3.000 euro uit. Bij e-bikes is dit bedrag nog hoger,” zegt Nicolas de Ros Wallace. Deze voormalige manager van Nike is een jaar geleden begonnen als bestuursvoorzitter, toen Arnold als gevolg van kanker pas op de plaats moest maken en voorzitter van de raad van toezicht werd. Deze wijziging in de bedrijfsleiding viel juist op het moment dat de tweewielerbranche na een jarenlange bloeiperiode een crisis beleefde. De coronaperiode was hier mede debet aan. Toen winkels moesten sluiten, werd wereldwijd ook de productie verminderd. Toen de winkels weer opengingen, explodeerde de vraag naar fietsen – en was het aanbod zeer schaars.
Canyon had de productie echter niet teruggeschroefd. Ros de Wallace: “Wij staan er daarom beter voor dan veel andere merken.” Het merk levert niet alleen in Europa, maar breidt zich op dit moment uit in de Verenigde Staten en heeft China in het vizier. “De onderneming die mijn vader is begonnen, is nu een mondiale speler geworden. Dat was altijd mijn doel,” zegt Roman Arnold, die de laatste fase van deze expansie wegens zijn ziekte aan anderen moest overlaten. Hij heeft 65 procent van het bedrijf aan investeerders verkocht. Ondanks alles stapt hij nog steeds op de fiets. En ook is hij vaak bij wielerkoersen te vinden. Elk jaar gaat hij naar de finale van de Tour de France in Parijs en schudt hij de hand van de wielrenners die op ‘zijn’ fietsen over de eindstreep zijn gekomen. “Daar ben ik deel van de familie – en in gedachte is mijn vader er ook altijd bij.”